‘Je moet er een beetje doorheen prikken,’ zegt de makelaar van onze zeventiende bezichtiging stralend.

Ik adem iets dieper in en kom tot de conclusie dat er ergens in de groene, jaren 70-keuken een vochtprobleem is. De enige foto in de advertentie was een detailfoto van de kraan en ik begrijp inmiddels waarom. Ik prik met mijn vinger in het kozijn, het hout deukt in. Snel laat ik het vergeelde gordijn ervoor vallen. De woorden uit het verkooppraatje van de makelaar dansen in flarden om me heen. Een unieke kans om het huis naar eigen smaak in te richten? Alsof we daar nog budget voor hebben.

Via een gammele trap dalen we af naar onze laatste stop in dit huis: de kelder. Ik buk om mijn hoofd niet te stoten. Onderaan de trap zit een tweede deur, die de penetrante geur van de muffe kelder niet kan verbergen. Met een zwierig gebaar gooit de makelaar de deur open. ‘Zo heeft u de kelder ook eens gezien hè?’ Ik vang een glimp van de beerput op.

Terug naar boven, naar buiten. De makelaar roept ons na dat we beter niet te lang wachten met ons bod uitbrengen. In het steegje komt een wietgeur me tegemoet. Een paar honderd meter verder, waar de makelaar ons zeker niet meer hoort, kijk ik mijn vriend vragend aan. Hij schudt zijn hoofd. Onze relatie overleeft een klushuis niet.


Dit was een opdracht voor een schrijfcursus. Alleen de laatste zin berust op de waarheid. De foto is gemaakt in de Koninklijke salon op Brussel Centraal.