Op zaterdagochtend is een bezoek aan de markt om de hoek vaste prik. Ik hou mijn adem even in als ik langs de viskraam schuifel. Bij de wafeltjes van bomma haal ik de gemiste happen lucht in. Honden hebben hier de dag van hun leven. Kwispelend speuren ze naar een gevallen wafel of een platgestampt stukje fruit. Met een beetje geluk iets exotischers, het is immers de Exotische markt.

De baasjes en hun vrienden nippen aan een glas cava met kleine bubbeltjes en proberen zonder te knoeien zilte oesters naar binnen te slurpen. Het schiet me te binnen dat ik hier kennissen en vrienden heb, maar voorlopig nog niemand met wie ik op zaterdagochtend aan de oesters en cava zit.

Dat kan ook zijn omdat ik niet zo van oesters hou. Ik kom hier om mijn favoriete kaas in te slaan: romig, licht pittig, extra belegen. Bijna iedere week vraag ik om 500 gram in plakjes. Of zeggen ze hier sneetjes? Schellekes? Ik kan niet verbergen dat ik een vreemdeling ben op de markt die ook wel eens de Vreemdelingenmarkt wordt genoemd. Als ik met de kaart wil betalen, volgt steevast de vraag: ‘Is het een Nederlandse bankkaart?’ 

Heel wat kilo’s kaas later is er steeds vaker die blik van herkenning. Een begroeting van een onderbuur, enthousiaste gewuif van iemand die ik van een cursus ken. Aan Het Kaaskraam vragen ze niet meer uit welk land mijn bankkaart komt. Ik ben geen vreemdeling, maar een buurtbewoner. Misschien zit ik hier ooit toch aan de cava. Die oesters kunnen vast omgeruild worden voor een kaasplankje.

Deze hadden jullie nog tegoed uit een van mijn schrijfcursussen.

We stuiten ook weer eens op een taalverschil. De kraam en het kraam mag allebei volgens Van Dale en ik heb het idee dat de voorkeur van Nederlanders en Belgen verschillend is.