Ik druk mijn telefoon tegen mijn oor, hij gaat over. Ik bel mijn vriend nooit, dus hij zal begrijpen dat dit een noodsituatie is. De telefoon wordt doorgeschakeld naar zijn voicemail. Ik stuur een appje en een snap erachteraan voor ik nog een keer bel. Hij neemt nog steeds niet op. Ik spoel door.

Ik zit op het toilet. Met diarree, zonder wc-papier. Ik koos voor het toilet aan het einde van de gang van het vakantiehuis, zodat ik even lekker mijn gang kon gaan. Tussen mijn locatie en het andere toilet en de badkamer bevinden zich slaapkamers voor 28 personen. Ik kan je vertellen dat dat nogal wat meters zijn om met je panty op je knieën af te leggen in de hoop dat je niemand tegenkomt.

Hebben zij zin om mij halfnaakt op een toilet aan te treffen?

Hoelang zit ik hier al? Tien minuten. Het lijkt erop dat ik de afstand naar de badkamer zal moeten overbruggen als ik ooit mijn kont nog wil afvegen. Ik open de toiletdeur en gluur door een kier. Mensen. Aan het eind van de gang staan mensen. Shit. Snel doe ik de deur weer dicht. Ik moet dit even laten bezinken. Hebben zij zin om mij halfnaakt op een toilet aan te treffen? Nee. Heb ik zin om nog een half uur op het toilet te zitten? Nee.

Na deze korte overweging besluit ik de nietsvermoedende mensen die hier niet om gevraagd hebben te roepen. De boodschappen zijn nog niet in het vakantiehuis aangekomen. Er blijkt nog één verdwaalde rol met tien velletjes toiletpapier te vinden. Een beetje karig, maar ik ben gered.

Mijn vriend blijkt zijn telefoon wel gevoeld te hebben, maar ‘hij was even bezig¹’. De rest van het weekend verloopt zonder noemenswaardige incidenten. Voor ik in de auto stap voor de rit van tweeënhalf uur geeft hij me een kus. ‘Als er iets is, bel je me maar.’

¹ Oké, in het kader van het verhaal overdrijf ik een beetje. Hij was met iets redelijk belangrijks bezig.

Foto: Neil Cooper / Unsplash

Bewaren

Bewaren