Leugens die ik mezelf vertel op reis

Sommige leugens vertel ik mezelf iedere vakantie. Soms om mezelf moed in te praten, af en toe zijn het goede voornemens. Maar zelden komt er iets van terecht.

1. ‘Dit keer ben ik relaxed’

Ik ben pas relaxed als ik het vliegtuig heb gehaald, daar heb ik me inmiddels bij neergelegd. Maar als dingen niet lopen zoals ik wil, kan ik opgefokt raken. Ik neem me keer op keer voor dat ik deze reis zen zal zijn, maar er komt altijd een moment waarop het misgaat.

2. ‘Best wel chill eigenlijk, vijf uur zitten en niks doen’

Hoe vaak heb je de luxe om een paar uur lang niets te doen? Ik maak mezelf steeds wijs dat het om die reden hartstikke relaxed is om in een vliegtuig te zitten. Van tevoren heb ik er zelfs zin in, maar uiteindelijk is de vliegreis altijd gaarder dan dat het in mijn fantasie was. Op een gemiddelde werkdag zit ik acht uur achter de computer, dus hoe moeilijk kan het zijn om vijf uur in een vliegtuig te zitten?

3. ‘Ik wil Spaans/Frans/een andere taal leren’

Ik zou zoveel talen willen spreken, maar tot nu toe ben ik nooit bereid geweest er moeite voor te doen. Het liefst zou ik de skills als vanzelf opdoen.

4. ‘Ik moet vaker gaan sporten’

Eén van mijn meest uitgesproken leugens op vakantie. Zodra onze route omhoog begint te gaan, puf ik regelmatig buiten adem dat ik vaker moet gaan sporten. Raad maar wat daar uiteindelijk van terechtkomt.

5. ‘Ik ga shoppen’

Ik zou goed gaan shoppen in New York/Londen/de Spaanse sale. De waarheid is dat ik niet van shoppen houd en uiteindelijk amper ga shoppen. Na gemiddeld één tot drie winkels druip ik af. Vroeger toen ik nog shopte op vakantie deed ik altijd miskopen, dus misschien is het maar goed ook.

6. ‘Ik ga naar Oost-Europa, dan geef ik niet zoveel geld uit’

Dit zou geen leugen hoeven zijn, maar de werkelijkheid is dat ik mezelf dan voortdurend trakteer: een luxer hotel, chiquer uit eten. Luxe is opeens zo betaalbaar, dat ik aan het einde van de reis toch meer uit heb gegeven dan ik van tevoren had bedacht. Zolang ik er niet failliet aan ga, zie ik dit niet als probleem.

7. ‘Ik ga uit/cocktails drinken’

Tijdens een stedentrip ben ik ‘s avonds altijd kapot van de kilometers die ik overdag heb afgelegd in de stad. Er komt nooit iets van mijn wilde plannen terecht.

8. ‘Het kan dan al best lekker weer zijn’

Ik neem als voorbeeld die keer dat ik eind maart naar Budapest ging: volgens de klimaatstatistieken is de gemiddelde temperatuur in maart 11 graden. Maar ik reisde eind maart, dus ik keek ook naar april: 17 graden gemiddeld. Het gaat vast prima weer worden, dacht ik toen ik boekte. Niet dus. Het was een koude winter dat jaar en zo stond ik in Budapest met -10 graden.

9. ‘Ik heb niet te veel gegeten’

Ik heb een lunch op zo groot als een diner, daarna een diner, tussendoor twee ijsjes. Maar thuis snoep ik de hele dag door, dus het valt wel mee. En ik heb zoveel gelopen dat ik die calorieën alweer verband heb.

10. ‘Volgende keer bereid ik me voor’

Voordat ik vertrek kan ik uren besteden aan de voorbereiding en dingen uitzoeken. Op vakantie gaat het mis. Zo begin ik gerust aan een drie uur durende wandeling zonder water, zonnebrand en eten, terwijl ik onderweg niets van dat tegen zal komen. Volgende keer bereid ik me echt voor.

11. ‘Oja, nu zie ik het’

Nadat iemand mij drie keer heeft aangewezen waar die salamander/dat konijn/die schildpad zit, lieg ik dat ik het eindelijk gezien heb. Heel schattig.

12. ‘Ik moet vaker in de zon zitten’

Mijn benen zijn zo wit dat mijn ogen pijn doen als ik ernaar kijk. Het probleem is dat ik geen geduld heb om in de zon te zitten – als ik er al tijd voor heb – en als ik ooit zon zie, smeer ik fanatiek met factor 30 of 50.

13. ‘Ik ben niet verbrand, het is gewoon een reactie op de zon’

Mijn huid wordt op sommige plekken snel rood door de zon. En echt: het is niet altijd verbrand, soms trekt het meteen bij zodra ik uit de zon ben.

14. ‘Ik ga wandelschoenen kopen’

Mijn favoriete uitspraak als ik al uitglijdend een nauwelijks zichtbaar aanwezig pad afglibber. Ik heb al vorderingen gemaakt: vroeger droeg ik altijd teenslippers. Pas later realiseerde ik me dat die keer dat mijn slipper smolt op een geiser, dat net zo goed mijn voet had kunnen zijn. Tegenwoordig draag ik vaker sneakers op vakantie. De volgende stap: wandelschoenen?

15. ‘Ik kom hier zeker terug’

Ik roep vaak regelmatig aan het einde van de vakantie dat ik hier zeker weten terugkom. Uiteindelijk kies ik negen van de tien keer een nieuwe bestemming voor mijn volgende vakantie. Er is zoveel te zien op de wereld dat dat eigenlijk helemaal niet gek is. Keihard roepen dat ik terugkom, is de enige manier om het vertrek een beetje dragelijk te maken.

Welke leugens vertel jij jezelf op reis?

Bewaren